‘Ik wens de fitnessbranche meer professioneel zelfbewustzijn’ (vervolg)
Laten we teruggaan naar uw eerste algemene ledenvergadering van Fit!vak, in 2009.
“Ik was toen pas benoemd als voorzitter en had één of twee bestuursvergaderingen voorgezeten. Aan alles kon je proeven en voelen dat er spanningen en conflicten binnen de branche waren. Er was wantrouwen richting het bestuur, er waren wonden uit het verleden die nog lang niet waren geheeld, er was geen transparantie, veel opportunisme en een stammenstrijd als het ging om eigen belangen. Ik had bij diverse werkgevers, zoals het onderwijs, ervaringen met grotere vergaderingen opgedaan, maar niet eerder meegemaakt dat er zo ruw en onverzoenlijk met elkaar werd omgegaan. Dat gebeurde op die ALV in 2009 wel. Voordat ik de vergadering officieel kon openen, stond er achter in de zaal al iemand op die zijn beklag deed over het feit dat een bepaald onderwerp niet op de agenda stond. Ik probeerde uit te leggen dat hij weken de tijd had gehad om dat onderwerp in te dienen voor de agenda van de ALV, maar daar had hij geen boodschap aan. Het zou en moest worden besproken, en wel op staande voet.”
Wat was voor u de les na die ALV in 2009?
“Dat heeft niet per se met die vergadering te maken, maar het onderstreepte voor mij wel dat transparantie en rolvastheid van cruciaal belang zijn. Alleen dan kun je vertrouwen winnen en behouden. Beide ontbraken destijds. En wat ook belangrijk is: het bestuur moet een representatieve afspiegeling van de branche zijn. Dat was destijds evenmin het geval. De bestuursleden waren heel betrokken ondernemers en hadden de beste bedoelingen, maar het bestuur had als geheel niet het juiste evenwicht.”
U smeedde het bestuur om tot een voorwaardenscheppend bestuur.
“Omdat ik vind dat bestuursleden de branche niet moeten besturen alsof het hun eigen bedrijf is. Besturen van een vereniging of een bedrijf leiden zijn twee verschillende zaken. NL Actief heeft een professionele kantoororganisatie en een deskundige directie. Dan hoef je als bestuurder niet op de stoel van de directie te gaan zitten, hoe verleidelijk dat soms misschien ook is. Het bestuur moet de voorwaarden scheppen en de richting bepalen, zodat de directie en het bureau de taken optimaal kunnen uitvoeren die wij als branchevereniging hebben afgesproken met de leden. In het verleden was niet altijd duidelijk welke keuzes waren gemaakt, hoe keuzes tot stand waren gekomen en wie ze had gemaakt. Dat heb ik omgebogen: we hebben transparant gemaakt wat we wilden door een visie op de toekomst neer te leggen. We hebben leden de gelegenheid gegeven mee te praten. En we hebben zichtbaar gemaakt wie welke keuzes heeft gemaakt en waarom die keuzes werden gemaakt. Transparant, toetsbaar en soms ook kwetsbaar in het geval van fouten.”
U bent als voorzitter altijd onder de radar gebleven. Had de branchevereniging dat nodig of past dat bij u?
“Allebei. Ik heb geen last van een groot ego en ik ben niet voorzitter geworden om mijn eigen belang te dienen. En ja: de branche was gebaat bij een bestuur op afstand dat voor rust zou zorgen en voor goede relaties en constructieve samenwerkingen met belangrijke stakeholders. In de beginjaren van mijn voorzitterschap waren er naar mijn mening teveel mensen die luid riepen dat zij wel wisten hoe het moest. Bovendien was de branche vooral met zichzelf bezig. Eigen belang en concurreren met de buurman waren belangrijker dan zoeken naar het vergroten van de maatschappelijke impact, het vergroten van de markt of het aangaan van samenwerking met partijen uit andere sectoren, zoals de gezondheidszorg of de lokale overheden. Het was dringen onder de naar binnen gerichte spotlights. Dat gaf geen ‘verbindende, positieve impuls’ aan de branche. Een bestuur moet juist zorgen voor rust, voor cohesie, voor een transparant, toetsbaar beleid en voor verbondenheid met relevante partijen buiten de branche. De juiste dingen doen voor de branche op basis van wat we samen met de leden hebben besproken en bepaald. En die dingen ook goed doen. Dáár hoor je als bestuur op beoordeeld te worden. Dat klinkt misschien saai, maar zo hoort in mijn ogen een bestuur wel te functioneren. Het gaat niet om je eigen ego of je eigen belang: het gaat erom hoe je de grootste bijdrage levert aan het grotere geheel.”
Hoe heeft u de branche de voorbije tien jaar zien veranderen?
“De branche is sterk gegroeid, geprofessionaliseerd, gedifferentieerd en gespecialiseerd. Er is meer aandacht voor opleiden en certificeren. De totale omzet en de werkgelegenheid zijn fors gestegen. Fitness wordt, gechargeerd, niet meer gezien als sec sporten binnen vier muren voor spiegels of in een groepsles, maar ook geassocieerd met gezondheid en welzijn. Met het versterken van sociale cohesie, als een bindmiddel in een wijk. Fitnessondernemers zijn er in geslaagd een relevante positie in te nemen in lokale netwerken van partijen. De positionering van onze sector heeft aan kracht gewonnen. Tien jaar geleden stonden we aan de zijlijn, nu zitten we met de minister aan tafel om te praten over onze inbreng voor het Sportakkoord. Kortom: de fitnessbranche in Nederland is volwassen geworden.”
U bent tien jaar gebleven. Eigenlijk zou u eerder vertrekken.
“Klopt. Ik was van plan om vorig jaar te vertrekken, maar er was nog geen geschikte opvolger gevonden. Omdat we hadden besloten het proces van mijn opvolger zorgvuldig te doorlopen, ben ik nog een jaar aangebleven. Dus maak ik de tien jaar vol in plaats van drie termijnen van drie jaar.”
Heeft u input geleverd voor de profielschets van uw opvolger?
“Ik ben niet betrokken geweest bij de procedure en de selectie, maar ik heb wel aangegeven over welke competenties mijn opvolger in mijn optiek moet beschikken. Een diplomaat, een verbinder met een groot netwerk en de kracht om relaties te beheren en te versterken. NL Actief is samen met NOC*NSF de grootste sportorganisatie van Nederland. We zijn een grote speler geworden. Daar hoort een voorzitter met gepaste statuur bij, die in het krachtenveld met de eigen achterban, overheden, zorgverzekeraars, belangenorganisaties en andere stakeholders een verbindende rol kan spelen.”
De fitnessbranche is wel eens een slapende reus genoemd.
“Als ik die vergelijking doortrek, dan heeft de fitnessbranche nu één oog open. We zijn een speler die er toe doet in Nederland. Maar er zit nog zoveel meer potentie in onze sector. Ik wens en gun alle ondernemers in deze sector meer professioneel zelfbewustzijn. Ik heb soms het idee dat we nog niet beseffen welke bijdrage we kunnen leveren aan een fit, gezond en vitaal Nederland. We zijn een belangrijk puzzelstuk in sociaal-maatschappelijke vraagstukken. De fitnessbranche heeft een enorme potentie en een stevige plaats in het Nederlandse sportlandschap. Dat besef en de daarbij behorende verantwoordelijkheid is nog niet overal doorgedrongen. Ook niet binnen de sector zelf.”
U heeft zich wel eens kritisch uitgelaten over de innovatiekracht van de fitnessbranche.
“Omdat ik vind dat we niet zo innovatief zijn als we van onszelf vinden. We zijn wel ondernemend ‘voor morgen’, maar niet echt innovatief. Technologische ontwikkelingen bijvoorbeeld geven ons veel meer innovatiemogelijkheden dan we nu benutten. Dat kan beter en dat moet beter. We kunnen bijvoorbeeld veel meer mensen in Nederland helpen met een gezonde leefstijl zonder dat die mensen in een centrum sporten of überhaupt lid zijn van een fitnessclub. Het vermarkten van kennis is ook innovatie. Daarin zit nog heel veel potentie voor onze branche.”
Gaat u de fitnessbranche missen?
“Wat ik vooral ga missen is de betrokkenheid van de ondernemers in deze branche. Ik hoop van harte dat ze met die passie nog meer gaan bijdragen aan onze samenleving en de grote kansen gaan benutten. Dat zouden ze zichzelf moeten gunnen.”